Geschiedenis van Zedelgem
Zedelgem (na de fusie van 1977)
Groot-Zedelgem kwam tot stand op 1 januari 1977 door de samenvoeging van Aartrijke, Loppem, Veldegem en Zedelgem. Bij de fusie telde Zedelgem 18.449 inwoners, momenteel is dat aantal aangegroeid tot iets meer dan 22.500.
Gemeentewapen

Het wapen van de nieuwe fusiegemeente Zedelgem werd echter slechts toegekend bij koninklijk besluit van 2 april 1981.
Het is afgeleid van het wapenschild van de voormalige gemeente Zedelgem en toont op een gele achtergrond een rode keper met daarop drie witte schelpen. Dit wapen is afgeleid van het wapen dat de heren van Zedelgem al voerden tijdens de 14de eeuw.
De heraldische beschrijving luidt als volgt: “In goud een keper van keel, beladen met drie schelpen van zilver”. De betekenis van de schelpen is niet duidelijk. In de heraldiek kunnen schelpen wijzen op St.-Jacobs en de pelgrimage of op zwijgzaamheid als na te streven deugd.
Over de betekenis van schelpen zie op de website van Ten Bunderen:
https://www.tenbunderen.be/bedevaarten/compostelainsignes.html
Geschiedenis van de deelgemeenten voor 1977
Aartrijke
De naam Aartrijke zou terug te voeren zijn tot een Gallo-Romeins toponiem “Artiriacum”, samengesteld uit “Artur” en “acum”, wat zoveel betekent als gebied dat toebehoort aan Artur. Het centrum van Aartrijke zou ontstaan zijn als Romeinse versterking. Naast de benaming van de gemeente zijn er ook nog andere sporen van menselijke aanwezigheid tijdens de Gallo-Romeinse periode in de vorm van archeologische vondsten, enkele Romeinse wegen en het voorkomen van een aantal koutertoponiemen, die evenwel hun oorsprong kunnen vinden in de vroege middeleeuwen. Aartrijke ligt op het kruispunt van twee Romeinse diverticula of wegen van tweede categorie: de Steenstraat en de Zeeweg. Het tracé van de Steenstraat vertrekt van Steenvoorde (Noord-Frankrijk) en verloopt in noordoostelijke richting over Poperinge, Woumen, Werken en Aartrijke. Van Aartrijke tot Brugge verdergezet als Brugse Heirweg en Diksmuidse Heirweg genoemd.
De naam Aartrijke duikt voor het eerst op in een document uit 898 onder deze naam, “Artiriacum”. Het dorp was toen eigendom van graaf van Vlaanderen. Het dorp behoorde in het ancien régime voor ongeveer twee derden tot het Land van het Brugse Vrije, voor ongeveer één derde tot het Land van Wijnendale. Twee procent van het grondoppervlak behoorde tot de heerlijkheid Kanunnikse en enkele hectaren tot de heerlijkheid het Houtsche.
De Sint-Andreasparochie werd waarschijnlijk omstreeks 700 gesticht door monniken van de Sint-Amandsabdij te Saint-Amand-les-Eaux. De eerste schriftelijke vermelding van een kerkgebouw dateert van 893. De keuze voor Sint-Andreas, de broer van de heilige Petrus, wijst eveneens op de vroege stichting van de parochie met kerk omstreeks 700/800. Rond 1100 kwam een eerste stenen kerk tot stand die echter verwoest werd tijdens de 80-jarige oorlog (1566). In 1790 beslist de parochie een nieuwe kerk op te richten. Met behoud van het bestaande oostelijk deel werd in 1793 de kerk afgewerkt. In de tweede helft van de 19de eeuw werd de kerk door de bevolkingsaangroei te klein. In 1877 koopt de kerkfabriek de gebouwen van de brouwerij “Sint-Amand”, ten noorden van de kerk, aan. In 1889 maken de bouwvallige gebouwen plaats voor een nieuwe kerk. In 1896 tekent architect Thierry Nolf (Torhout) de plannen.
In 1800 werd Aartrijke een zelfstandige gemeente. In 1814 wordt een volkstelling uitgevoerd waaruit blijkt dat Aartrijke 2054 inwoners telt, verdeeld over 374 woningen (waarvan twee leegstaand) voor een gemiddelde van 5,52 personen per woning. Ongeveer de helft van de bevolking is werkzaam als dagloner. De tweede grootste groep zijn de landbouwers, circa 28% van de bevolking. De neringdoeners zijn overwegend gevestigd in de dorpskern en voorzien vooral in plaatselijke behoeften. Het zuiden van de gemeente is quasi onbewoond en bestaat uit onontgonnen heidegebied, gekend onder de naam “koudepuut”.
De eerste gemeenteraden van de zelfstandige gemeente Aartrijke gaan door in de herberg en brouwerij van Jacob Boone (“Sint-Amand”) op de zuidelijke hoek van de Engelstraat en de Eernegemsestraat. Vanaf 1811 zou het gemeentehuis verhuizen naar de herberg van Charles van Hollebeke (het “Roothuijs”) op de oostelijke hoek van de Aartrijksestraat en de Brugsestraat. In 1860 is het Aartrijkse gemeentehuis gevestigd in de herberg “Sint-Frans”, “Oud Gemeentehuis”.
Aartrijke bezat ook enkele molens, onder meer een standaardmolen in de Noordstraat, de Platsemolen en al in 1791 heeft Frans Termote langs de Aartrijksestraat een nieuwe molen opgericht, die bekend stond als de “Stampkotmolen”. Tussen 1832 en 1842 werd een stenen molen opgericht langs de Steenstraat. De kinderen van molenaar Frans Termote, molenaar van de “Stampkotmolen” langs de Aartrijksestraat, gingen over tot de bouw en de uitbating ervan. Deze molen kreeg dezelfde naam als de vorige. In de 19de eeuw en het begin van de vorige eeuw zou ook in de Boterweg een kleine molen gestaan hebben.
Aartrijke telt één kasteel, het “Litterveld” (Brugsestraat nummer 144), gebouwd in 1866. Bij het kasteel hoort de kasteelhoeve (Moubekestraat nummer 45) met een monumentale schuur. Het uitgestrekte kasteeldomein vormt de enige groene zone in de gemeente.
Belangrijke hoeven met naam???
De Engelbewaarder

Vanaf 1864 is er langs de Aartrijksestraat (zie nummer 77) een ouderlingentehuis, uitgebaat door de zusters van Liefde van Kortemark. De gebouwen worden stelselmatig uitgebreid en in 1870 wordt een kapel opgericht. Het complex blijft groeien en vanaf 1885 doen de gebouwen ook dienst als weeshuis. In 1953 wordt in de gebouwen van het ouderlingentehuis en weeshuis (zie Aartrijksestraat nummer 77) het instituut “De Engelbewaarder” ingericht voor de verzorging van kinderen met een verstandelijke beperking. Vanaf 1954 wordt de verzorging van ouderen stopgezet. Het gebouwencomplex wordt in fasen getransformeerd om aan de nieuwe normen te voldoen. Thans noemt het instituut OC Cirkant dat valt onder het Provincialaat Broeders van Liefde. Zie ook https://www.odis.be/hercules/toonOrg.php?taalcode=nl&id=62387
Veel origineel bronnenmateriaal van Aartrijke wordt bewaard op het Rijksarchief te Brugge, in het stadsarchief van Brugge als deel van het OCMW-archief van Brugge en op het gemeentearchief van Zedelgem. Voorname publicaties over de geschiedenis van Aartrijke verschenen van de hand van Jules Pollet: “Bijdragen tot de geschiedenis van Aartrijke” en in Zilleghem. Daniel Janssens publiceert af en toe bijdragen in het lokale blad “Agenda” over de geschiedenis van Aartrijke.
Voor meer informatie, zie:
https://inventaris.onroerenderfgoed.be/themas/15840