Christian Deneve – verzamelde teksten mei 2024
Weinigen weten welke schat de St. Laurentiuskerk van Zedelgem bezit. Vele Brugse kerken moeten in de loop van de eeuwen afgunstig gekeken hebben naar die doopvont die daar staat. Maar hoe kwam die daar en hoe overleefde die de beeldenstormen en de Franse revolutie?
In de elfde eeuw ontstond in de Scheldevallei een beeldhouwnijverheid gecentreerd rond Doornik. De lokale blauwgrijze hardsteen was hiervoor geschikt, al liet zijn gelaagde structuur geen al te geprononceerde sculpturen toe. Vanaf de 12e eeuw ging men zich specialiseren in doopvonten. Ze werden in of rond Doornik uit een massief blok kalksteen gehouwen en daarna gepolijst, waardoor ze de schijn van zwarte marmer kregen. Het marmerachtige resultaat woog rond de twee ton. Via de waterwegen werden de doopvonten vervoerd. Hoe moeilijk dat ook lijkt, toch kenden ze verspreiding tot in Engeland, Duitsland en Frankrijk. De stedelijke gilde Charité-Saint-Christophe (caritas Sancti Christophori) speelde daarbij een voorname rol en had onder meer commerciële contacten in wat ooit de hoofdstad was van Engeland, Winchester.
Doopvonten uit Doornik hebben steeds een vierkante voet en meestal ook een vierkante kuip, die op een centrale kolom staat geflankeerd door vier hoekzuilen. De figuratieve sculpturen kunnen vrij divers zijn. Tot de veel gebruikte vegetale motieven behoren wijnranken en palmbladeren (waarvan valt aan te nemen dat ze naar de Levensboom verwijzen). Monsters, draken en hybride wezens komen ook frequent voor. Ze stonden voor kwaadaardige krachten die de ziel van de gedoopte bedreigen. De leeuwen, soms met hun staart rond de benen gewikkeld, zouden dan weer eerder een onheilwerende functie gehad hebben. Op de friezen werden veelal verhalende motieven aangebracht. De exemplaren in Zedelgem en Winchester vertellen over Sint-Nicolaas, in East Meon over Adam en Eva, in Dendermonde over de Verloochening van Christus door Petrus, enz.
De vonten waren bestemd voor het dopen van pasgeborenen door onderdompeling. In het midden van de kuip was er steeds een afvoer die toeliet om het water via de centrale zuil te laten wegvloeien.
Tijdens de beeldenstorm van 1566 gingen vele doopvonten eraan. Broeder Franciscaan Cornelis uit Brugge heeft hiervan een treffend beeld in een preek na de beeldenstorm: ‘Waer zijnse nu dese vermaledijde Guesen, dese verdoemde Calvinisten? […] Och hoe hebben sij ten veel steden het weerdige helige Sacrament, Gods warachtige lichaem, met voeten ghetorden en gedrabbelt [vertreden en vertrapt]: ja, sij hebben daer en boven in de Sacramentshuysekens en inde Vonten ghekact of gescheten.’
Uit een beperkt onderzoek Van Kees de Windt in Frans Vlaanderen is gebleken dat inderdaad op tientallen plaatsen de doopvont was ontwijd, beschadigd of zelfs compleet vernield. In alfabetische volgorde ging het om Aire-sur-la-Lys, Bambeke, Belle (Bailleul), Broxele, Caestre, Dranouter, Eecke, Fleurbaix, Fresthubert, Ghivelde, Givenchy, Gorgue, Herzeele, Hoeringhem, Killem, Laventie, Ledringhem, Lestrem, Lorgies, Merris, Meteren, Nieuw-kerke, Oostcappel, Oud-Berkijn (Vieux-Berquin), Rexpoëde, Richebourg, Sailly-sur-la-Lys, Sint-Jans-Cappel, Steenwerck, Terdegem, Violaines, Watou, Wormhoudt en Wyldre. Zeer waarschijnlijk geldt het ook voor La Chapelle-d’Armentières (Vielze Chapelle), Strazeele en Warhemii.
Vanaf het begin kozen gereformeerden voor het gebruik van een doopbekken op een tafel, in een ring aan de preekstoel of op een standaard. Ze leken principiële bezwaren te koesteren tegen de middeleeuwse vonten. Gelukkig bleven nog enkele prachtexemplaren over. Beroemde voorbeelden zijn de doopvonten van Winchester en van Zedelgem die gewijd zijn aan het leven van de heilige St. Nicolaas. Andere voorbeelden in onze nabijheid zijn die van Lichtervelde (St. Jacobskerk) en Zillebeke (St. Catharina kerk) en iets verder in Deux-Acres (St. Martin) en Noordpene (St. Denis). Maar de beste en mooiste staat toch hier, in Zedelgem, naast een aantal andere merkwaardige doopvonten zoals die van Dendermonde, (O.L.V.-kerk), St. Barthéhlemy te Luik, St. Séverin-) en-Condroz, Gerpinnes (Saints-Michel-et-Rolende), Gentinnes (St. Gertude), Beauvechain (St. Sulpice) en Furnaux (Eglise de la Nativité).
Het mag wel een mirakel heten dat deze doopvont van Zedelgem vrij onbeschadigd is gebleven en alle stormen heeft doorstaan, wellicht was de pracht ervan zelfs voor de beeldenstormers zo indrukwekkend dat ze ervan afzagen om haar te vernietigen zoals in de vele andere kerken voorviel. Waarschijnlijker is dat onze voorouders de nodige voorzieningen hadden getroffen om hun schat te bewaren zoals door de landvoogdes Margaretha Van Parma gevraagd was.